Antikraak, meer dan leegstandbeheer
‘Het zijn allemaal van die studenten, ze maken er een zooitje van.’
‘Er wordt vanalles van je verwacht als bewoner, maar ze doen zelf helemaal niets.’
‘De rechten van de bewoners worden ondergeschikt gemaakt aan het winstbejag van de organisatie.’
‘Het trekt van die vage lui aan, ik heb er weinig vertrouwen in dat het goed gaat.’
‘Je hebt helemaal geen privacy, ze kunnen elk moment binnen komen vallen.’
‘Die mensen zitten er tijdelijk, dus ze voelen zich ook niet verantwoordelijk voor wat er gebeurt in zo’n pand.’
‘Je mag er niks, je kan er niks. Het is heel beperkt allemaal.’
‘Die organisaties zijn alleen gericht op de financiële kant van het verhaal, om de rest bekommeren ze zich niet.’
‘De panden die ze aanbieden vallen vaak van ellende uit elkaar.’ ‘Ze leven je pand uit en kijken nergens naar om.’
Zomaar wat oordelen over leegstandsbeheer en de bedrijven die deze dienst aanbieden. De teneur: de tijdelijke gebruikers zijn onbetrouwbaar en vies en hebben geen poot om op te staan, de leegstandbeheerders voelen zich enkel betrokken bij de betaalde vergoeding, niet bij het pand of de persoon die er gebruik van maakt.
Het is een hardnekkig beeld dat stamt uit de tijd dat leegstandsbeheer nog geen regulering kende. En ja, er waren inderdaad cowboys op de markt die het niet zo nauw namen met hun verantwoordelijkheden richting de tijdelijke gebruikers, de rechten van die groep of de panden die ze beheerden. En dat was reden voor de Tweede Kamer een motie in te dienen, die leidde tot de oprichting van het Keurmerk Leegstandbeheer. Dat gebeurde in 2010, inmiddels 14 jaar geleden. De branche heeft sindsdien een enorme ontwikkeling doorgemaakt. Voor de veiligheid in panden en rondom omgangsvormen met de tijdelijke gebruikers zijn hoge standaarden genormaliseerd. Er zit een cap op de vergoeding die gevraagd mag worden aan bewoners. De cowboys vallen af, want ze krijgen het Keurmerk niet en werken met gecertificeerde beheerders is de norm geworden.
Waarom blijven de vooroordelen, na 14 jaar regulering, dan toch bestaan? Misschien is dat wel het gevolg van slechte marketing. De succesverhalen worden - in elk geval bij ons - vooral binnenshuis gevierd. In dat kader deel ik graag mijn persoonlijke ervaring.
Ik schrijf dit artikel in mijn hotelkamertje in Willemstad, Curaçao. Ik ben hier vanwege een nieuw project. Weer eens wat anders dan Amsterdam! In het hart van kleurrijk Punda, het oude centrum van Willemstad, hebben we een monumentaal hotelcomplex in beheer gekregen.
Het ligt in een stille straat, tussen leegstaande winkels. Uit de omliggende straten klinkt muziek, er wordt gegeten en geleefd. Deze straat is echter aan de aandacht ontsnapt en het verval zet langzaam maar zeker in. De eigenaren kunnen er geen gebruikers voor vinden en hebben ons gevraagd daarbij te helpen. Onze opdracht? Het complex door middel van tijdelijk gebruik nieuw leven inblazen en zo aantrekkelijk maken voor toekomstige vaste huurders. Ons doel is echter meerledig. De manier waarop we het tijdelijk beheer insteken, is daarop ingericht.
We werken samen met internationale kunstenaars, die gedurende een aantal weken in het pand atelier- en expositieruimte kunnen gebruiken, terwijl ze er overnachten. De kunstenaars werken aan hun eigen projecten en een gemeenschappelijke mural. Ze betalen een geringe vergoeding. In ruil daarvoor houden ze het pand schoon. Wij knappen het complex daarnaast hier en daar op. Het uitgangspunt is dat het pand aan het einde van de rit in betere staat verkeert dan toen we begonnen.
Met lokale ondernemers gaan we allerlei samenwerkingsverbanden aan. Van korting op het huren van een fiets in ruil voor extra klandizie en promotie, tot het gezamenlijk organiseren van optredens tijdens de wekelijkse uitgaansavond in de wijk.
We werken daarnaast samen met Stichting Anne-Bo. Zij ondersteunen lokale meiden door hun opleidingskosten te financieren, omdat ze daar zelf niet de draagkracht voor hebben. De deelnemende kunstenaars doneren een werk dat door ons periodiek wordt geveild. De opbrengsten gaan naar de stichting.
Aan dit project zitten verschillende componenten. In opdracht van de eigenaar verzorgen we placemaking van het gebied. Daarbij krijgen kunstenaars de mogelijkheid hun kunstpraktijk verder uit te diepen. Bovendien draagt het bij aan de lokale gemeenschap. Er zit dus duidelijk een sociaal aspect aan.
Dat sociale aspect komt vaker terug. Ik moet denken aan een project in Buitenveldert. In een voormalig bejaardentehuis mochten we tijdelijk een twintigtal woonplekken invullen. Bij de eerste bezichtiging meldde zich een jongeman, die dakloos bleek te zijn. Hij was recent zijn baan verloren en kon daardoor de verplichte waarborgsom niet betalen. Via de reguliere (hulp)instanties kwam hij nergens voor in aanmerking. Wat doe je dan?
Als commerciële organisatie zou de meest rationele stap zijn: niet plaatsen. Maar als mens wijs je iemand die overduidelijk een plek nodig heeft, niet af. We maakten goede afspraken met hem en boden hem een plek. In en om het pand kon hij allerhande klusjes doen, de uren kon hij factureren. Daarmee betaalde hij zijn borg en later ook de maandelijkse vergoeding.
Een ander voorbeeld. In Zuidoost beheerden we een pand waar de COA - ineens - vluchtelingen op ging vangen. Onze mensen zaten in het ene deel, de vluchtelingen in het andere deel van het pand. Dat was schakelen, voor alle betrokkenen.
Vanuit ons team was collega Mo zeer nauw betrokken. Eerst vooral facilitair en technisch, maar gaandeweg steeds meer persoonlijk. De vluchtelingen vertrouwden en respecteerden hem, opstootjes werden door hem - in het Arabisch - snel gesust. Tijdens de Ramadan zorgde hij voor boodschappen en kookte hij met de bewoners. En voor het Suikerfeest organiseerde hij foodtrucks, waar onbeperkt gegeten kon worden en deelde hij de hele dag Marokkaanse thee en dadels uit.
Ik geef deze voorbeelden niet uit borstklopperij, om te laten zien hoe goed wij wel niet zijn. Ze zijn bedoeld om te illustreren dat we als leegstandbeheerder wél betrokken zijn bij de panden die ons worden toevertrouwd, de mensen die daarin wonen of werken en de omgeving waar het pand deel van uitmaakt. Natuurlijk kunnen we niet altijd iedereen 100% tevreden houden. Maar de wil om er binnen de gegeven omstandigheden het beste van te maken, met de menselijke maat voorop, die is er zeker. En dat zien we ook terug bij andere aangesloten leegstandbeheerders.
Wat betreft de antikrakers, de zogenaamd vieze, nonchalante uitvreters die geen zier geven om het vastgoed waar ze gebruik van maken… Die antikrakers kennen wij bijna zonder uitzondering als betrokken, gedreven en verantwoordelijk. Die niet alleen zorg dragen voor de panden die hen worden toevertrouwd, maar bovendien een bijdrage willen leveren. Aan hun omgeving, de maatschappij of binnen hun vakgebied. Onze focus ligt op creatief, zakelijk of sociaal-maatschappelijk gebruik. “Onze” mensen gebruiken hun ruimte om hun ambities vorm te geven. Zij zijn er dan ook - net zozeer als de andere betrokkenen - bij gebaat dat het representatief, schoon en heel blijft. Een ontevreden opdrachtgever kan bovendien vervelende consequenties hebben. Daar zijn zij zich terdege van bewust.
Een paar voorbeelden die het stereotype beeld ontkrachten:
Dorette, kunstenaar, droeg jarenlang zorg voor een monumentaal pand in Amsterdam Zuid. Was in de weer met prikstok en schoonmaakdoek. Hield het gebied rondom de voordeur schoon, sprak mensen aan die rommel maakte, meldde graffiti en overlast. Ze verwijderde onkruid uit de perkjes en plantte er bloemen voor in de plaats. En daarmee maakte ze dan weer inkt en lakpigment voor haar kunstpraktijk (anthotypie).
VOUW realiseert in de door hen beheerde loods projecten op het snijvlak van technologie en design, om mensen écht dichter bij elkaar te brengen. Ze maken robotachtige kunst die in de openbare ruimte uitnodigt het gesprek aan te gaan, contact te maken.
Aziyme startte op eigen houtje een weggeefwinkel. Ze begon spullen te werven in haar eigen netwerk en breidde dat uit. In minder dan geen tijd had ze zoveel spullen weg te geven, dat ze een ruimte van ruim 300 m2 kon vullen met meubels, kleren, speelgoed, boeken en houdbare etenswaren. Voor de ruimte in Osdorp, die ze via ons betrok, betaalde ze een kleine vergoeding, die ze met een buurtgebonden subsidie bekostigde. Dagelijks kwamen tientallen mensen uit Osdorp, die leefden onder de armoedegrens, langs voor gratis spullen, die ze anders niet hadden gekregen. Aziyme draaide de winkel volledig met vrijwilligers.
Stichting Together We Rise, opgericht door ervaringsdeskundige Sara Dekker, geeft (individuele) begeleiding, training en workshops op het gebied van seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld. De stichting had - zeker in de beginfase - weinig budget en reguliere huur was niet meteen een optie. Antikraak bood een oplossing. De stichting had een veilige en representatieve plek van waaruit niet alleen de doelgroep kon worden geholpen, maar ook donateurs en andere ondersteunende partijen konden worden ontvangen. Together We Rise maakte twee jaar gebruik van een antikraakoplossing en was toen klaar voor de stap naar een vaste locatie.
Ikzelf woonde jaren antikraak in een pand dat gerenoveerd moest worden. We voerden de achtergebleven resten van een hennepkwekerij af, knapten de tot brandnetel- en braamstruikjungle vergroeide tuin op, schilderden binnen het schimmelende houtwerk en lostten allerlei kleine problemen op. Tijdens de renovatie hielden mijn partner en ik de wacht en joegen (letterlijk) dieven van de steigers en het bouwterrein. De eigenaar was tevreden en bood ons na de renovatie een huurcontract aan.
En zo zijn er legio voorbeelden, die de betrokkenheid, gedrevenheid en positieve plannen van tijdelijke gebruikers van panden - de antikrakers - illustreren.
De menselijke maat is doorgaans leidend bij het tijdelijk beheren en gebruiken van vastgoed. De oprichting van de VLBN heeft hieraan bijgedragen. De rotte appels zijn eruit en als leegstandbeheerders onderling houden we elkaar scherp en betrokken, altijd met een oog gericht op morgen. Ontwikkelingen in de samenleving worden gesignaleerd, (uitvoerig) besproken en vervolgens, als vereniging, passend beantwoord. De negatieve vooroordelen rondom antikraak zullen daarmee, verwacht ik, dan ook steeds meer naar de achtergrond verdwijnen.
Vraag het maar eens, aan de leden van de VLBN. Ik beloof je dat ze met een schat aan succesverhalen zullen komen!
Met dank aan VLBN-lid Jansen Vastgoedbeheer/Antikraak.nl